Â
De perenboom is in tweeën gespleten.
Nét na half twee.
Ik zag het gebeuren vanuit het slaapkamerraam.
Krak daar ging-ie.
Tegen de schuurdeur aan die nu niet meer open kan.
De andere helft staat te schudden en te trillen alsof die er ook geen zin meer in heeft.
Ik wou dat ik een man had die straks thuis kwam en ´m even weg zeulde.
(ach, als ik dan fantaseer over het hebben van een man, mag het ook wel meteen een stérke zijn, zo een die zegt: ga jij maar bij de haard zitten met een kalmerend glaasje wijn, ik zorg er verder wel voor)
Maar een man om sámen ´ach jee, wat rot, wat nu´ mee te doen zou ook al fijn zijn.