Happy caafjes
Ze zijn er
Even voor twee uur ben ik bij het KnaagdierenCentrum in Heiloo.
Even na twee uur stapt een vrouw binnen met een paar meisjes van een jaar of dertien (schat ik).
Een ervan huilt. “We hadden nog zo afgesproken dat je niet zou huilen!” zegt moeder.
Mag wel, hoor, zegt Anja van de Opvang.
Ik mompel ook zoiets.
Op tafel staat een kooi met daarin drie nieuwe cavia’s.
Mijn drie nieuwe cavia’s.
Ik vraag aan moeder hoe lang ze ze hebben gehad.
Vanaf dat ze baby waren. En zij (huilende dochter) staat nu wel te huilen maar ze keek er nooit maar om zodat moeder wanneer ze van haar werk kwam ze ook nog moest verzorgen.
Anja inspecteert de caafjes.
Betasten, kontje kijken, tandjes kijken.
De lichtbruine heeft een klein builtje aan de zijkant. Kán een talgkliertje zijn. Maar ik moet erop letten.
De langharige heeft klitten zodat ze niet lekker kan poepen. Die wordt deskundig geknipt.
Onder protest.
Thuis zet ik het mandje tussen de twee huisjes en strooi elders wortel.
De lichtbruine komt als eerste uit het mandje, scoort snel een stuk wortel en holt daarmee terug.
Durfal!
Dan kiezen ze gedrieën voor het rechter caviahuis.
Wanneer ik een uur later ga kijken zitten ze daar nog steeds.
Ik werp wat hapjes naar binnen.
De lichtbruine tast toe, de andere dan ook.
Ik vind ze geweldig.
NB. foto’s zijn aanklikbaar
Gezinsuitbreiding
Een mailtje van de Knaagdierenopvang.
Of ik drie gedumpte caviadames een mooi leven kan bieden.
Ze wonen nu ook buiten dus hebben een wintervacht.
Ik bespreek het uitvoerig met de huidige dames én met Sally en Thomas en na wikken en uitvoerig wegen besluiten we tot ‘laat maar komen’.
Dus bel ik de Opvang, zeg dat ze welkom zijn en vraag waarom ze thuis weg moeten.
Stiekem hoop ik op iets treurigs als ‘oude vrouw of man moet naar bejaardenhuis en dieren mogen niet mee’- en dat ik die dieren dan een geweldig bestaan bied wat voor de bejaarde een goed gevoel zou kunnen geven.
Helaas.
Het is het vertrouwde ‘er keek niemand meer naar om’.
Ik spreek af dat de Opvang regelt dat de mevrouw-uit-Alkmaar ze naar Heiloo brengt en dat ik ze dan daar diezelfde dag ophaal.
Om al te veel overgangen en temperatuurwisselingen te voorkomen.
Wat ik van ze weet:
ze zijn ongeveer drie jaar oud, twee zijn gladharig en 1 is langharig.
Meer hóef ik ook niet te weten.
Konijnenliefde: Otje en Jozef
Raadsels onder water en de zwanen zijn terug
Je kunt op mij niet de klok gelijk zetten zodat de eenden die zeker willen zijn van een paar happen brood zich al om vier uur achter mijn huis verzamelen.
Ik kom dan met eten om half vijf maar ook wel eens om kwart voor vijf of om vijf uur.
Vandaag is het 16.40 uur.
Ik gooi brood en de eenden deinzen achteruit.
Ik ben toch niet eng? Wat zou het dan zijn?
Onder water een kleine haai die wordt gelokt door knapperige bruine bolletjes en die dan ook wel een smakelijk eendepootje wil meepakken?
Ik gooi het brood toch maar in het water (een deel althans) en ga weer naar binnen.
Dan zie ik om vijf uur: de zwanen zijn terug.
Niet die ene jonge die zich af en toe al meldt maar het volwassen paar dat ik een week niet zag.
Wéér naar beneden dus met brood. Opnieuw de eenden op veilige afstand maar de zwanen willen graag eten.
De wind is gaan liggen valt me op. Niet ‘minder hard’. Hij is weg.
De cavia’s lijken te spelen in de ren. Hier kijken, daar kijken. En: zeuren om hapjes.
Zéér overdreven aangezien de net verstrekte bakken met lekker eten nog 1/3 vol zijn.
Maar o, wat een feest: versgeplukte dovenetel!
Feest voor de caafjes, feest voor konijn Sally en feest voor mij.
Heel even samen doen of het lente is.
De weersvoorspelling voor morgen is weer om te janken.
Knallen
Het vuurwerk is dit jaar vroeg begonnen.
Om tien uur de eerste knallen en daarna was het nooit lang genoeg stil om even een dutje te doen (=20 minuten) en het was links van het huis en rechts en er achter in de Beemster.
Vuurpijlen, ook toen het nog helemaal niet donker was.
Guus zat al snel onder het bed maar kwam er -macht der gewoonte- even onderuit om een uur of twee voor de middagsnack. Waarvan hij niet at omdat hij stijf stond van de zenuwen.
Hij overwoog een sprong via de afzuigkap naar de balk boven de keuken.
Maar durfde het niet aan.
Daarna was ik hem kwijt tot vijf uur zodat ik duizend doden stierf zo niet meer bang dat hij de tuin was ingevlucht. Het luikje had ik met opzet nog niet dicht om de stress niet te verhogen en de afgelopen jaren was dat een goed idee.
Om vijf uur nadat ik overal elders had gezocht scheen ik met de zaklantaarn onder het bed op de plaatsjes waar hij normaal zich *niet* verstopt. Daar zat-ie.
Meteen het luikje afgesloten, bak staat al de hele dag in de bijkeuken.
Het wordt een lange avond en straks ook nog mee-lijden met de knagers (mn de caven zag ik panisch wegduiken bij knallen) en de kipjes (idem).
En al die arme vogels in de bomen en de eenden in de polder en wie weet vinden de wormen vuurwerk ook wel doodeng.
Geluk
Hoe heb ik kerst overleefd vraagt een aardig iemand.
Goed, is het antwoord.
Geen ‘ik ben alleen en zielig’-dip.
Eigenlijk een gewoon weekend maar dan een dag langer dan normaal.
Wat meer was dan ‘normaal’: het geluk om twee konijntjes die een dikke week geleden nog bij de dierenarts zaten met raadselachtige koorts en niet eten en niet poepen en dus dwangvoeren een aantal keren per dag te zien aanhollen en op de achterpootjes staan *where is the beef* (bij wijze van spreken).
Happy camper.
Ik.
Konijnen weer thuis
Vanochtend Sally en Thomas weer opgehaald.
Zal ze de rekening opsturen, vraagt de assistente.
Beetje vreemde vraag, want op de balie staat niet voor niets een pinapparaat.
Nee, zeg ik dus: ik betaal nu wel.
Het is véél. Zegt de assistente.
Met een verlegen lachje.
Hóe veel?
€ 233,70.
Had ik wel verwacht, zeg ik opgewekt.
Wat wáár is.
Ik heb daar eerder rekeningen betaald.
Ik krijg een factuur mee (niet om gevraagd).
Ik heb 50 Euro korting gehad, zegt de assistente.
“Wat aardig” zeg ik.
Thuis inspecteren de herstelde konijnen de ren.
Wanneer ik andijvie breng gromt Sally en rukt hem uit mijn handen.
Thomas eet niet direct zodat ik het ergste vrees maar het een uur later nog eens probeer – nu met wortel.
Thomas wil graag wortel.
Sally ook en gromt en gromt want o, ik zal toch eens niet alles eerst aan háár aanbieden.
Boos-grommende Sally. Wat een heerlijk geluid.
Betere konijntjes
De konijntjes zijn beter, zegt de dierenartsassistente.
Ik kan ze komen halen.
Maar, zeg ik, ze hebben toch een antibioticakuur?
O ja.
Assistente gaat het vragen.
Ze moeten inderdaad morgen nog geprikt.
Ik: “Dat kan ik niet.”
Zij: “Dat kan die meneer toch wel doen?”
Ik: “Die meneer woont in Amsterdam en hij gaat maandag op vakantie.”
O. Dan moeten de konijntjes tot maandag daar blijven.
Ik: “Zetten jullie ze nu wel bij elkaar.”
Ja. Maar het klinkt zo weinig enthousiast (mogelijk ook omdat er nu speciaal voor mijn konijnen morgen iemand naar de praktijk moet komen) dat ik het nóg maar eens vraag.
Assistente belooft het.
Ik bel R.
Die in gesprek is.
Wat maar goed is want mijn eerste impuls was op zijn gemoed werken zodat hij morgen twee konijntjes zou komen prikken.
Nu denk ik er over na, zie twee konijntjes vanmiddag vrolijk in de ren die we morgen met veel opjagen en geweld moeten vangen en dan ook nog prikken.
Nog een dag in de kliniek, lijfje aan lijfje, lijkt me voor de beestjes eigenlijk prettiger.
Dat lijkt R. ook.
Zieke konijnen
Gisteravond kwamen Sally en Thomas niet eten en vanochtend ook niet.
Sally kon ik nog verleiden tot een enkel hapje aardbeienblad. Thomas wou NIKS.
R. was zo lief om te komen en het was jagen en vechten want voor zieke konijnen waren ze beresterk maar we kregen ze in het mandje en gingen naar de dierenarts.
Daar bleek het grotehondenspreekuur. Waarbij 1 van die krengen (de linker zwart-wit) ook nog eens als een idioot zat te blaffen.
Wat de baasjes normaal vonden. Zodat Sally en Thomas nog meer in de stress raakten.
Net als een paar andere wat kleinere honden en 1 lieve kleine rode kat.
Dierenarts Jessica vindt de konijnen er goed uitzien (wij ook).
Sterk, mooie vacht, goed gebit, scherp kijkend uit de oogjes, geen poep aan de kontjes.
Wel wat spanning in de buik.
En, valt haar op, ze hebben onderweg niet gekeuteld. Dat is raar.
Thomas wordt getemperatuurd: is ok.
Sally wordt getemperatuurd: koorts.
We spreken af dat we ze daar achterlaten voor allerlei injecties en dwangvoer.
Mogen ze bij elkaar? Nee.
Want eerst moet duidelijk zijn hoe het gaat. Stel dat er opeens keutels liggen, dan wil je toch weten wie keutelt. En wie eet.
Dierenarts Jessica snapt ook niet hoe ze tegelijk kunnen zijn ziek geworden. Dat gaat ze ook niet uitzoeken. Ze krijgen een grove tegen alles goed behandeling.
Kunnen ze dan zo worden gehuisvest dat ze elkaar in elk geval kunnen zien?
Zodat ze niet denken: nou ben ik helemaal door God verlaten want ik ben m’n maatje kwijt.
Dierenarts Jessica zegt geen nee.
Pas later realiseer ik me dat hun hokken zo zijn ingericht dat dieren elkaar helemaal niet kunnen zien.
Wel horen. Hard hondengeblaf bijvoorbeeld.
Morgen om twaalf uur mag ik bellen hoe het gaat.
Verdriet om Carla
De assistentes van de dierenarts betreden om acht uur het pand (om half negen gaan telefoon en balie open) dus zit ik vanaf acht uur aan de telefoon wachtend op een telefoontje hoe het met Carla gaat.
Naar mate de tijd vordert denk ik: ze zal wel niet dood zijn want dan hadden ze al gebeld.
Maar even na half tien gaat de telefoon en dan blijkt dat ze wel ’s ochtends dood in haar hokje lag.
Ik ben verdrietig en rationaliseer.
Ik denk: tis maar een caaf.
Over een paar uur denk ik aan andere dingen.
Niet.
Een dag treuren om caaf Carla.
Totaal geplet door ellende en verdriet.
Om dat kleine bruine wezentje.
Afgaand op de foto’s had ik haar ruim 4 jaar.
Aangezien ze hier niet is gekomen als baby was ze dus, vermoed ik, minstens 5-6 jaar.
Ik praat mezelf aan: best oud voor een cavia. Wat onzin is.
Ik zeg tegen mezelf: ze had 2x en huidaandoening. Die krijgt een caaf als ze minder weerstand heeft dan de andere caven. Ze hád dus minder weerstand.
En zo praat ik nog het een en ander maar het gevoel blijft dat ik caaf Carla ontzettend mis omdat ik ontzettend veel van haar hield.
Caafje Carla is dood
Caafje Carla is dood.
Vannacht overleden.
Ik mompel wat van die dingen die je dan mompelt als: had het wel verwacht.
Ik beloof volgende week het mandje op te halen en te betalen.
Dat hoeft niet, zegt de assistente.
Goh, denk ik – zouden ze het mandje komen bréngen?
Maar ze bedoelt dat ze me ook een rekening kunnen laten sturen. Door Famed.
Ik zeg dat ik toch het mandje moet halen en dat ik dan zal betalen.
Waarmee het leven en de dood van caaf Carla zullen zijn afgehandeld.
Zieke caaf
Caaf Carla is ziek.
Gisteren wil ze niet eten, vanochtend breng ik haar naar de dierenarts.
‘Longontsteking’ constateert die.
Wat te doen?
We gaan het proberen.
Om half zeven mag ik bellen.
Het gaat helemaal niet goed. Het enige dat goed gaat is dat ze nog leeft.
Morgenochtend word ik gebeld maar aangezien ze het heel druk hebben word ik mogelijk ook *niet* gebeld en dan mag ik zelf om tien uur bellen.
Arm lief caafje Carla.
Even overvalt me drift om mensen die het hebben over ‘caviapolitie’ om daarmee duidelijk te maken dat mensen die zich inzetten voor dieren als cavia’s zich inzetten voor iets nóg lager dan een worm.
Jij, daarachter – kun je even naar voren komen?
Wie wordt mijn nieuwe fotomodel
Jarenlang was caaf Gerda mijn beste fotomodel.
Ik hoefde er geen moeite voor te doen, ik richtte de camera op haar en klik-klak.
Nóóit rende Gerda weg, zelden draaide ze het koppie abrupt de andere kant op.
Negen van de tien keer keek ze me bewegingloos strak aan.
Het ideale model.
Gerda is dood.
Er zijn nog negen cavia’s en ze zijn allemaal hartstikke lief maar: wie wordt mijn nieuwe model?
Beverly (dat is de langharige) vind ik zelf erg mooi.
Maar dat andere smoeltje heeft ook wel wat.
Even poseren, dames.
Mm. Beverly – ze is wel móói, maar ze hééft het niet.
Althans niet voor deze fotograaf. Ik krijg haar niet scherp.
Deze is beter.
Ze is 1 van de vier ‘doodsbange’ cavia’s die ik in juni op verzoek van de Opvang in Heiloo ophaalde.
Echt leuk vindt ze poseren (nog) niet. Talent heeft ze wel.
Wat ze nog niet heeft: een naam.
Dat is er in juni niet van gekomen.
Gerda eet een onbespoten appeltje
Zomer
Er was vandaag een feestje bij de buren
Een paar updates: 2) caafjes
De nieuwe, zgn bange caafjes zijn hier nu twee weken en het woord ‘bang’ komt niet meer voor in hun vocabulaire – als het daar al ooit in zat.
Ze zijn deel van de groep, ze rennen rond, ze eten gretig (desnoods trekken ze de andijvie uit de mond van het Grote Konijn Sally). Ze hebben het verste hok ontdekt, ze zijn vriendin geworden met mn caven Carla en Shirley. Een ervan althans. Want de groep-van-vier is niet echt een hechte groep van vier.
Ze kwamen alleen met hun vieren van 1 man die er vanaf wou.
Ik kijk graag naar ze.
Deze caven, alle caven.
Wonderbaarlijk hoe snel ze hun plek in een groep weten te vinden.
Geen knokken, geen intimideren, geen jezelf moeten bewijzen.
Supersociaal zijn ze, caafjes.
Niet dat ik zelf zo zou willen zijn.
Maar ik zie het graag bij anderen.
Bij dieren althans.


























